Empat puluh empat

Vanmorgen mochten we 'uitslapen' want om 9.00 uur zouden Naher en Ucok ons pas weer ophalen om deze dag te vullen met nieuwe avonturen.

De eerste stop was bij de ngarai-kloof. Na eerst weer de bekende winkeltjes met souvenirs te hebben gepasseerd kwamen we aan bij de plek van bestemming. Een mooie diepe vallei, maar lang konden we niet van het uitzichtgenieten, want van alle kanten kwamen Makaken (apen) tevoorschijn, die het natuurlijk op een lekker hapje hadden voorzien. Toch maar een stapje teruggedaan want zo lief als ze er uitzien, zo agressief zijn ze als het om eten gaat.

Terug in de bus voerde Ucok ons de vallei in, langs huisjes waarvan het één van eenvoudig van bamboe was gemaakt en het ander modern van beton was gebouwd. Vaak zie je een oud vervallen huis staan en meteen daarnaast een mooi nieuw huis. Naher legt uit dat het oude vervallen huis van een moeder is en het mooie nieuwe huis daarnaast van haar schoonzoon. De gewoonte in deze streek is dat de schoonmoeder heeft beloofd dat er niemand na haar dood in haar huis mag wonen totdat het dak vanzelf naar beneden komt. Daarna mag het huis pas worden opgeruimd. Tja, ieder gebied heeft zo zijn gewoontes....

We stoppen bij een zilversmid, waar we mooie sieraden bekijken en ook nog wat kopen.

Weer terug in de bus, de leerzame verhalen van Naher aanhorend, vervolgden we onze weg naar het kratermeer Maninjau, langs de weg met de 44 ( = empat puluh empat) bochten.

Opvallend is dat de mensen hier zeer tolerant zijn in het verkeer. Geen gescheld of gebaren, maar gewoon elkaar de ruimte geven. Wil iemand je op een onmogelijk laat moment inhalen en je ziet op zeer korte afstand een tegenligger aankomen? Gewoon gas terug nemen en de inhaler zonder claxon of de bekende middelvinger op te steken in laten halen. Het wordt hem vaak zelfs makkelijk gemaakt door wat meer aan de kant te gaan rijden. Ik heb Ucok maar één keer 'tolol' (dommerd, sukkel) horen zeggen, maar verder bestuurt hij het busje door het mooie eiland Sumatra met veel respect voor mens en dier.

Boven, na bocht 44, mochten we het kratermeer aanschouwen. Het verschil met het Tobameer, ook een kratermeer, is dat dit meer een vreemde troebele kleur heeft. Naher vertelt ons dat het komt door de visfokkerij die er plaatsvindt, het is afval van voer en ontlasting van vissen. Na een lange lunch met uitzicht over het meer reden we weer langs dezelfde weg terug naar het centrum van Bukittinggi, waar we werden afgezet op een groot plein met krioelende mensen. Naher leidde ons langs overvolle marktkraampjes naar de plaatselijke dierentuin.

Dieren in te kleine hokken. Olifanten achter tralies? Niet echt bijzonder, wij hebben er op gezeten! Een Orang Oetang met dreadlocks (slecht verzorgd) die met een gelaten blik een hand door de tralies steekt? Wij hebben zijn soortgenoten in het wild met de hand gevoerd. Verder niet echt indrukwekkend.

Vauit de dierentuin lopen we naar het hotel en daar eindigt het programma voor deze dag.

We zitten wat in de lobby, hopend op bereikbaarheid om de reisverslagen bij te werken. Het lukt gedeeltelijk, helaas niet helemaal naar wens. Het Internet is traag of werkt helemaal niet. Beetje bij beetje lukt het Pammy om weer wat foto's of verslagen op het reislog te zetten. Vanaf morgen zal er voor twee dagen helemaal geen Internet mogelijk zijn, we gaan nl. weer wat stapjes terug wat hotel betreft. Hopelijk horen jullie daarna weer meer van ons.

Groetjes, Patty

Van Sipirok naar Bukittinggi

We hebben allemaal heerlijk geslapen. Ondanks dat de huisjes waar we in hebben overnacht niet echt fris zijn, hebben we wel een lekkere warme douche kunnen nemen. Danny is gelukkig een stuk opgeknapt.

We zetten de koffers klaar om opgehaald te worden op de veranda van het huisje. De bagage is uitgebreid met een mooie grote tas die Patty op één van de marktjes op Samosir heeft gekocht.

Na het ontbijt stappen we weer in het busje. De eindbestemming is Bukittinggi. Een lange zit van 12 uur, ongeveer 350 km. Na een uur rijden moeten we vanwege een lekke band stoppen langs de kant van de weg. Niet zo vreemd na die rit van gisteren over die slechte weg. Gelukkig reden we net door een dorpje. Onmiddellijk wordt er hulp aangeboden. Ucok had gisteravond ook al een band moeten vervangen, dus heeft hij geen andere keus dan beide banden te laten repareren. Patty en ik pakken onze kans en gaan lekker genieten van het ochtendzonnetje. De bevolking van het dorpje kijkt er van op en lachen zich rot. Achter ons dendert het verkeer al toeterend door. Na een half uur arriveert Ucok in een betjah met de gerepareerde banden. Nadat de boel gerepareerd is vervolgen we onze reis.

We stoppen bij een plantage met allerlei specerijen. We proeven, ruiken en voelen de kruiden die ons door de eigenaar worden aangereikt. De eigenaar laat een aapje in een palmboom klimmen om twee kokosnoten te plukken. Het arme beestje loopt de hele dag neurotisch rondjes, vastgebonden aan paal met een korte ketting. Als dank voor de bewezen dienst krijgt hij klontjes palmsuiker en een halve kokosnoot.

Rond 13.00 uur stoppen we voor de lunch bij een wegrestaurantje. We eten er ieder twee loempiaatjes. Heerlijk!

Bij een dorpje aan de rivier wordt goud uit gesteente gedolven. D.m.v. watermolens in de wild stromende rivier worden de goud bevattende stenen vermalen. M.b.v. kwik halen ze goud uit het steengruis.

Rond 17.00 uur passeren we de evenaar in het plaatsje Bonjol en bevinden we ons op het zuidelijk halfrond. We nemen ons certificaat in ontvangst, schieten weer de nodige foto's en rijden verder.

Het laatste stuk weg dat we rijden is door het gebergte. Slingerweggetjes en haarspeldbochten. Regelmatig kijken we uit het zijraampje regelrecht het kilometers diepe ravijn in. Ucok kachelt stevig door. Rond 18.00 uur rijden we in het pikkedonker. De rit wordt steeds gevaarlijker en Patty en ik houden regelmatig angstig de handen voor de ogen.

We arriveren rond 19.30 uur bij het twee sterren hotel en ondanks dat we veel gezeten hebben zijn we toch behoorlijk gaar. We gebruiken de avondmaaltijd met op de achtergrond knalharde Karaoke muziek. Net als we zitten te eten komt Naher binnen. Hij vindt de muziek ook te luid en stapt op de muzikanten af en verzoekt ze de volumeknop zachter te draaien. We lachen ons rot als Naher ons de rest van de avond voorziet van gezang. Hij geniet er zichtbaar van.

Einde van een lange dag.....

B1 en B2

Vandaag hebben we een lange reis voor de boeg. Onze eindbestemming is Sipirok, ongeveer 8 uur rijden. Onderweg stoppen we regelmatig om foto's te schieten van het overweldigende mooie uitzicht over fris groene sawa's liggend aan de voet van de enorme groen fluwelen bergen. Op de sawa's wordt met handwerktuigen geploegd en met de hand geplant. In sommige dorpjes staan bij eetgelegenheden een bord met B1 of B2. We weten inmiddels dat bij B1 door Batakmensen hondenvlees wordt gegeten. Vreselijk! De honden worden er voor gefokt net als varkens en koeien. B2 betekent dat er varkensvlees gegeten wordt.

We stoppen bij een ananasplantage en Naher vertelt ons dat de afgesneden kroon van een ananas zich op de grond vaak weer wortelt en opnieuw geplant wordt. Een ananasplant geeft normaliter 3 vruchten.

In een plaatsje stoppen we om een plaatselijke markt te bezoeken. De koopwaar bestaat uit groenten, vlees en diverse producten. Vissen klapperen met hun staart meer dood dan levend in de half met water gevulde zwarte speciekuipen. We lopen over de smalle paadjes met onze open teenslippers soppend door de troep op de grond tussen de hoog opgestapelde koopwaar. Er hangt een schrale weeïge lucht. Vergeleken de mensen die hier lopen voelen wij ons reuzen.

We drinken wat in een restaurantje en toileteren in een hok, hangend boven een vloertoilet. Je went er aan, gewoon even de knop om.

De volgende stop is bij een grote natuurlijke waterbron. Het ziet eruit als een rotspartij belegd met groen, gele schimmelkaas. De zwavel omhult de omgeving in een vieze eierenlucht. Er hangt een groepje knulletjes in schooluniform op het parkeerterrein. We halen de voetbalplaatjes van AH tevoorschijn en delen ze uit. Gretig worden de plaatjes zowat uit onze handen getrokken. Eén knulletje heeft geluk, want in zijn pakje zit een plaatje van Ronaldo.

Volgende stop is bij een kleine pindabranderij. De pinda's worden eenvoudig in een laagje zand in een grote metalen wadjan gebrand. Een jongen schudt de pinda's continue op totdat ze klaar zijn. Naher deelt wat pinda's uit. We gooien ze blazend van de ene in de andere hand want ze zijn heet. Nadat ze iets afgekoeld zijn kunnen we ze eten. Heerlijk!

We vervolgen onze reis en stoppen voor de lunch in een vrij grote stad. Druk en vies is het hier. We hebben geen van allen honger dus besluiten we ergens wat te drinken en wat broodjes voor onderweg te kopen. Als Europeanen vallen we enorm op in de menigte. De mensen reageren allemaal enthousiast.

De reis gaat verder over een slechte weg met gaten en hobbels. Ucok laveert behendig tussen de met bruin water gevulde open plekken in de weg. Pelan pelan (rustig aan). Er komt geen eind aan. Uiteindelijk stranden we op een plek waar een grote vrachtwagen, tot de nok aan toe gevuld met zware boomstammen, die door z'n as gezakt is. De weg er omheen is haast onbegaanbaar. Een vrachtwagen met zand repareert de weg ter plekke zodat we na een half uurtje onze weg hobbelend en bobbelend kunnen vervolgen.

Rond 16.30 uur komen we aan bij het hotel. Een complex met allemaal Batakhuisjes op palen. Van buiten ziet het er goed onderhouden uit, van binnen gedateerd en muf ruikend. Maar ach het is maar voor één nacht. We kunnen er in ieder geval een warme douche nemen.

Het avondeten is niet om over naar huis te schrijven. Vóór het slapen gaan leggen we nog een kaartje. Danny niet. Hij gaat naar bed want hij voelt zich de hele dag al niet echt fit.

Zwaveldampen en vergezichten

Vandaag zou een vrije dag zijn, maar Naher had nog een leuke bezienswaardigheid in gedachten. Een bezienswaardigheid waar nog maar weinig toeristen zijn geweest. Na afloop leek het hem leuk om hoog de bergen in te rijden en te genieten van het prachtige uitzicht.

We worden om negen uur door Naher opgehaald om een krater met zwavelgassen en heet water bronnen te bekijken. We mogen volgens hem niet langer dan 15 minuten in de zwaveldampen verblijven omdat we dan tegen de vlakte gaan. Deze reis is niet in het programma opgenomen, maar volgens Naher meer dan de moeite waard om te gaan bezichtigen. Tjeerd gaat helaas niet mee omdat hij een slechte nacht achter de rug heeft vanwege buikloop. Hij durft de reis niet aan. Arme Tjeerd, we vinden het jammer maar begrijpen hem volkomen. We hebben allemaal om de beurt last van de darmen. Het hoort er een beetje bij.

Na een aardig stukje rijden komen we aan bij de krater met de zwaveldampen. Een lichtgrijs gesteente afgezet met gele verkleuringen. Uit spleten en kieren wordt een vieze eierenlucht geperst. We klauteren naar boven om de krater van dichtbij te bekijken en te fotograferen. Erik raakt per ongelijk het water aan en verbrandt daarbij zijn teen. We hebben allemaal respect voor Naher die op zijn leeftijd nog best goed kan klimmen. Hij weigert iedere vorm van hulp.

 

Naast de krater komen we bij een bassin waar het warme  van de zwavelkrater in terecht komt. Als we willen kunnen we er in zwemmen maar we vinden het water veel te warm.

We vervolgen onze reis door de bergen. Het landschap is prachtig. Bergen omhult met een patchwork van fluweel in allerlei groene kleuren, van licht naar donker. De wolkenpartijen erboven zorgen voor mooie schaduweffecten en geven het landschap en gebergte telkens een andere uitstraling. Prachtig! We stoppen regelmatig om foto’s te maken.

 

Het was een lange rit heen, maar ook weer terug naar het hotel. Thuisgekomen zijn Patty en ik ansichtkaarten gaan kopen en Danny en Erik zijn gaan zwemmen in het Tobameer. Tjeerd is nog steeds niet in orde. Hij heeft zelfs een beetje koorts. Als we ’s avonds buiten het hotel uit eten gaan, haakt hij onderweg af. Hij voelt zich niet goed en wil weer terug naar de hotelkamer. We gaan dus met z’n vieren eten, sneu voor Tjeerd.

We vonden een leuk restaurantje waar het eten weer voortreffelijk was. ’s Avonds heb ik 2 nieuwe verhalen op het reislog gezet. We lagen er vroeg in want morgen moeten we de veerboot van 7.00 uur halen. Dus vroeg uit de veren!

 

 

Horas, Horas, Horas!

De Batak. Een stukje geschiedenis voor degenen die wat meer over deze bevolkingsgroep wil weten.

Noord Sumatra is het thuisland van de Bataks. De Bataks worden onderverdeeld in 6 stammen. Dit zijn de Karo-, Toba-, Simalunung-, Pakpak-, Angkola- en de Madaling Batak. De stammen hebben elk hun eigen dialect en gebruiken. Elke Batakstam (marga) bestaat uit meerdere hechte clans (huta) die afstammen van een enkele mannelijke voorouder. Zorgvuldig is men in het bijhouden van de genealogieën die moeten bepalen welke status iemand heeft. Van welke clan men lid is hangt af van de vader.

De Batak gelden als één van de meest trotse bevolkingsgroepen van de republiek. Tegelijk hebben ze minder moeite met het zich aanpassen aan de moderniteiten van deze eeuw dan de meeste andere volkeren van Indonesië. De Batak zijn één van de meest ondernemende bevolkingsgroepen van de archipel. Vooral in het transport, het toerisme en het leger bekleden ze hoge posities. Nasution en Mochtar Lubis zijn bijvoorbeeld Batak.

Geschiedenis

Oorspronkelijk woonden de Batak in het laagland van de Himalaya en boven Birma. Ongeveer 1500 jaar geleden werden ze daar verdreven en vestigden ze zich in o.a. Sumatra. De Batak trokken vrijwel direct door naar de hoger gelegen delen van het eiland, daar dit landschap het meest weg had van het land van hun voorouders. Het waren Nederlandse en Duitse missionarissen van de Rheinische Mission die de Batak tot het Christendom bekeerden, waarmee een einde kwam aan hun eeuwenoude animisme* en kannibalisme. Het kannibalisme heeft bij de Batak zeer lang stand gehouden.

Religie

Voor de Batak is de ziel, die ze tondi noemen, het wezenlijkste deel van mens, dier en plant. Wanneer de tondi het lichaam verlaat zal ziekte en rampspoed volgen. Tussen de scheppingsverhalen van de verschillende volken bestaan duidelijke overeenkomsten. Zo kennen de Dajak en de Batak een boven-, midden en onderwereld. De Batak begroet iedere wereld apart. Vandaar dat men de goet “Horas” drie keer roept. Als we tijdens onze reis door Ucok veilig werden afgeleverd bij het hotel riepen we allen luidkeels: “Horas, Horas, Horas!” De Batak hangen tegenwoordig voor het merendeel het christendom aan en zijn overwegend protestant. Veel Noordelijke Batak zijn echter animisten gebleven, en de Mandailing hangen tegenwoordig het Islamitische geloof aan.

Architectuur

De huizen van de Batak, die jabu worden genoemd, staan op palen en hebben aan beide uiteinden een steil oprijzend dak. Tijdens onze reis kwamen we deze huizen regelmatig tegen.

*Animisme: Animisme (Latijn anima = 'geest', 'ziel') is het filosofisch, religieus of spiritueel concept waarbij zielen of geesten niet alleen existeren in mensen en dieren, maar ook in planten, stenen of natuurlijke fenomenen zoals donder en geografische zoals bergen en rivieren. Animisme wijst verder ook bezieling toe aan abstracte concepten zoals woorden, eigennamen of metaforen uit de mythologie. Religies waarin animisme voorkomt behoren meestal tot volksgeloof of etnische religies zoals sjamanisme, shinto of bepaalde stromingen binnen het hindoeïsme(Bron: Wikipedia)

Toeren over Samosireiland

Vandaag vertrekken om half negen om wat bezienswaardigheden op het Samosir eiland te bezichtigen. Na een klein half uurtje rijden we door een straatje vol met winkeltjes die van allerlei kleding en houtsnijwerk uitgestald hebben. Het begint bij de vrouwen te kriebelen, het shopping gevoel wordt aanzienlijk versterkt. Ook de mannen willen hier graag even rond struinen. Naher zegt dat we nog wat geduld moeten hebben, we krijgen nog volop de kans. Wel zegt hij “afdingen”. Je moet op 1/3 van de vraagprijs uitkomen. Dit knopen we allen goed in onze oren. We rijden de bocht om, de winkeltjes achter ons latend, en stoppen. We stappen uit, nog even over onze schouder kijkend naar al die leuke winkeltjes.

We lopen door een opening van een betonnen omheining en komen aan in een oud dorpje met de karakteristieke woningen. Danny, Pam en Tjeerd zeggen dat deze woningen veel weg hebben van de woningen die wij op Sulawesi in Torajaland gezien hebben. Naher vertelt zijn verhaal: Lang geleden in een gebied in China vlakbij Tibet leefden de mensen onder het schrikbewind van keizer Djinzekan. De mensen moesten alles wat zij oogsten afstaan aan de keizer. Een deel van de bevolking besloot om met boten (een soort van jonk) te vluchten naar andere gebieden. Zo zijn er mensen beland op Sulawesi (Toradjaland), op de Filipijnen en op Sumatra (de Bataks). De schepen waarin zij overzee voeren symboliseren de karakteristieke daken van de huizen. Het achterste gedeelte van het dak moet altijd hoger zijn dan het voorste gedeelte. De reden hiervan is dat de nakomelingen een beter en rijker leven krijgen dan de ouders.

We nemen plaats op stenen stoelen voor een huis. Dit blijkt het koningshuis te zijn. De stenen stoelen werden gebruikt voor een rechtszitting om vijanden te veroordelen. De hoogste stoel was voor de koning. De bankjes en stoelen verschillend van grootte stonden in een cirkel om een grote steen. Een beeldhouwwerk van een groot hoofd moest de rechter voor stellen. Bij het “pleintje” stond een grote oude boom die door de medicijnman geëerd werd vanwege zijn magische krachten. Als er een vijand gevangengenomen was werd hij onder het huis van de koning in een soort kooi vastgezet. Bij de rechtszitting moest de gevangene plaatsnemen op een steen naast de rechter. Als de gevangene ter dood veroordeeld werd dan vroeg de koning wat hij als laatste maal wilde eten. Als het hondenvlees was werd er een hond geslacht (de Bataks eten hond) en als het varkensvlees was werd er een varken geslacht. Dit werd dan allemaal in gezelschap van de rechtbank en zijn gevolg bereid. Het kon ook voorkomen dat de gevangene niets wilde hebben. De koning vroeg daarop waarom hij niets wilde eten omdat het zijn allerlaatste maal was. De gevangene antwoordde daarop: Koning, ik wil niet s te eten hebben, ik wil verder leven. De koning zei daarop: zal je dan je verdere leven lang mij dienen? Ja koning antwoordde de man, ik zal u mijn verdere leven lang dienen. De koning zei dan, goed, ga naar die boom om kruiden te plukken en vul een bamboe beker met water. De gevangene deed wat hem opgedragen was door de koning en kwam terug met de kruiden en water. Nu moest hij de kruiden met het water opdrinken. Het resultaat was dat de man “ontmand” was. Zijn verdere leven moest hij onder het huis van de koning leven en zich voortbewegen als een hond, op handen en voeten tussen de varkens. Etensresten die naar beneden gegooid werden moest hij met de mond oppakken en eten. Als de koning zijn behoefte gedaan had moest de man de billen van de koning schoonlikken. Een beeld laat zien hoe iemand eruit gezien moet hebben. Zijn lichaam zat vol puisten en bulten. De naam van zo’n iemand was Hatoban. Dit mag je heden ten dage NOOIT tegen iemand zeggen. Je zegt dan dat zijn leven op aarde niets waard is.

We vervolgen onze weg. We komen aan bij een tweede plein met stenen bankjes en stoelen. In het midden ligt een grote steen. Daarop ligt een houten klewang, een houten mes, een houten kalender en een houten medicijnboekje. We worden verzocht om plaats te nemmen op de bankjes en stoelen. Een lokale figurant neemt naast Naher plaats. Naher bindt de man een blinddoek voor. Hij pakt het kleine houten mes en geeft een denkbeeldige inkeping in de bovenarm van de ter dood veroordeelde. Dit deden ze om te kijken of het bloed vloeide. Het vloeien van bloed duidde op een gezond leven. Vloeide er geen bloed dan kwam de medicijnman in geweer met magische kruiden. Een inkeping in de andere bovenarm moest dan laten zien of het medicijn geholpen had.

Na deze ceremonie werd de man op een grote platte steen gelegd die iets hellend stond. Nu moetsen de zintuigen verwijderd worden. De medicijnman gaf de man dan wat verdovende kruiden. Naher pakte het kleine mes weer en sneed een stukje van zijn haar af. Toen werden zijn beide oren eraf gesneden, zijn ogen eruit gehaald, zijn neus eraf gesneden en tenslotte zijn tong eruit gesneden. De vijf zintuigen werden in een doekje gedaan en aan de koning overhandigd. Nu werden er wat limoenen gebracht. Naher sneed nu met het houten mes de man zijn buik open. De man speelde mee en zei: au au. De ingewanden werden bekeken, het hart, de darmen, de lever enzovoort. Men riep naar de koning dat het er gezond uitzag. De koning knikte en men vervolgde om de ingewanden in te smeren met het limoensap van de limoenen. Alle ingewanden werden daarmee ingesmeerd.

Nu werd de ter dood veroordeelde man naar een lange steen gedragen met een uitsparing erin. Zijn hoofd werd in de uitsparing gelegd met het gezicht naar de grond gericht. Onder het hoofd stond een mand en daarnaast een grote beker. Naher pakte de houten klewang en sneed te hals van de man door tot halverwege. Het bloed kon nu in de beker stromen. Nadat het bloeden gestopt was werd er met de klewang in 1 keer het hoofd afgehakt. Het afgehakte hoofd werd opgevangen in de gereedstaande mand waarna het naar het koningshuis gebracht werd. Het hoofd werd op een speciaal soort beker met afneembaar deksel geplaatst. Deze beker was een onderdeel van de balustrade aan de voorkant van het koningshuis. Het bloed werd aan de koning overhandigd waarna de koning een slok nam en het verder verdeelde onder zijn gevolg. De ingewanden, nu lekker ingetrokken met limoensap wat het vlees zachter maakte, werden nu opgegeten. De rest van het lichaam werd in kleine stukjes gehakt en met een boot naar het midden van het meer gevaren waar het in het diepe water werd gegooid. De koning beval dan dat de mensen het water een week lang niet mochten gebruiken omdat het vergiftigd was. Dit was het verhaal van de Batak koppensnellers. Dit gebruik werd in 1814 afschaft omdat men zich tot het Katholieke geloof bekeerde.

We kregen nu de gelegenheid om de winkeltjes te gaan bezichtigen. Afdingen zei Naher een paar keer nadrukkelijk. Wij gingen op pad naar te talloze winkeltjes met kleding, snuisterijen en houtsnijwerk. Er worden wat souvenirtjes gekocht. Dan vetrekken we om een traditionele dans te gaan bekijken. De dansers en danseressen hebben weer prachtige kledij aan. In eerste instantie lijkt het of de dansen saai en eentonig zijn, maar als je goed kijkt zie je een enorme lenigheid en ritmegevoel moet bezitten om de dans ten uitvoer te brengen. Het bewijs wordt geleverd als westerlingen uit het publiek gevraagd worden om mee te dansen. Wat zijn wij toch een stelletje houten klazen, uitzonderingen daar gelaten. Patty wordt nog op de gevoelige plaat vereeuwigd tussen de danseressen. Wat lijkt Patty ineens groot!

Zie video Batakdans

We gaan terug naar onze hotel accommodatie. Onderweg wordt er nog een paraplu gekocht om de was aan te drogen. Het is een handig opvouwbaar apparaatje die Pam onderweg bij huisjes heeft zien hangen. Een ieder gaat zwemmen in het Tobameer, behalve Tjeerd. Na een verkwikkende bad gaan we om half vijf opnieuw op pad. We worden nu naar het dorpje Tomok gebracht. Hier is het een waar eldorado om te shoppen. Er worden nu heel wat souvenirtjes gekocht. Patty heeft het afdingen volledig onder de knie en Danny laat zich ook niet gelden. We gaan terug, onderweg kopen we een fles witte wijn om bij het diner te nuttigen. Dat is hier geen probleem dat je je eigen drank meeneemt. En ja, we zijn Hollanders, het moet goedkoper. Maar het scheelt aanzienlijk in de prijs. Het was wederom een enerverende dag.

Tjeerd

Van Brastagi naar Samosireiland

Vandaag vertrekken om 08.30 met het busje van Brastagi naar Samosireiland. Na ongeveer anderhalf uur rijden stoppen we bij de Si Piso Piso waterval. Vanaf de plek waar de bus geparkeerd staat hebben we een mooi uitzicht op het dal. De Sipisopiso waterval zien we vanaf grote hoogte naar beneden kletteren. Erik en Pam besluiten om te gaan afdalen via een trap die naar beneden voert. Het is een lange afdaling van ruim 1 kilometer. Het uitzicht op de Si Piso Piso waterval is daar schitterend. Na wat foto’s genomen te hebben vangen de twee aan met de lange klimtocht van ruim 1 kilometer terug naar boven. Pfff, bravo in deze hitte en hoogte.

Danny, Patty en Tjeerd hebben vanaf boven de omgeving aanschouwd. In de verte zien we het immens grote Tobameer liggen. Boven het meer is het wat heiig. Er staan wat winkeltjes rondom de toeristische plaats waar we souvenirtjes kunnen kopen. Bij het toilet zie ik een emmer staan waarin geld gedoneerd moet worden als je gebruik maakt van het toilet. Het is een echt Indonesisch toilet, wel met een toiletpot, maar met een waterbak ernaast om te spoelen. Alles is nat, maar het is er relatief schoon. In de emmer met geld ligt een 1000 Rp biljet die er als nieuw uitziet. Dit kom je niet gauw tegen zo’n mooi als bijna gestreken en ongehavend biljet. Ik besluit om een 2000 Rp (15 cent)in de emmer te gooien en het 1000 Rp biljet mee te nemen. De reden is dat Patty dit biljet graag wil hebben voor haar zoon omdat Patimura erop afgebeeld staat. Patimura is een begrip in Indonesië, vooral in de Molukken. De naam Matulessy is hierin direct verweven.

Het is alweer even voor half elf, onze gids wil weer aanstalten maken om verder te reizen. We moeten de veerboot halen die ons naar het eiland in het Tobameer zal brengen. Pam en Erik zijn nog niet terug. We kijken met zijn allen in de diepte maar zien nog geen teken van leven van ze. Of ja toch, daar beneden zien we langzaam omhoog klimmen. Een kwartiertje later arriveren de twee bij de bus, voldaan van de voetreis die ze gemaakt hadden.

Het tweede punt waar we stopten was bij het 200 jaar oude dorp Pematang Purba. We bezoeken het met prachtig houtsnijwerk versierde Simalungun koningshuis waar vroeger koningen woonden met hun gevolg en onderdanen. In het 'Rumah Bolon (Goot huis), een typische Batak woning, wil Naher laten zien hoe ze vroeger leefden. We moeten een relatief steile trap beklimmen om de woning te betreden. In het midden hangt een liaan die als trapleuning fungeert. De liaan hang los, Naher pakt deze beet en vertelt dat hij herinneringen aan de liaan heeft. Toen hij als kleine jongen kattenkwaad uithaalde moest hij bij oma komen. Oma stond hoog in de rangorde van de familie. Oma genoot dan ook veel respect. Als oma vroeg “Ben jij bij de rivier geweest jongen?” en de jongen dan zei “Nee oma….” dan riep ze “Voet!”. Naher als jongentje deed dan voor hoe hij ze voet omhoog bracht waarop oma hem met een harde pets met een liaan op zijn wreef sloeg. Auw!

We zijn binnen in het huis op palen. Het is een grote ruimte verdeelt in twee stukken. In de eerste ruimte staat een afzonderlijke ruimte die afgesloten kan worden met een kleine deur. Dit was de koninklijke bedstee. Naast de bedstee was de kookgelegenheid en slaapplaats van zijn eerste vrouw. De slaapplaats was open en bloot en afgeschermd door de kookgelegenheid. De kookgelegenheid bestond uit een soort bak van ongeveer twee meter lang en een halve meter diep. Daar bovenop lag een rooster waar de grote potten en pannen op stonden. Afval en menselijke behoeftes werden door de vloer naar beneden gegooid waar de varkens de resten opaten. De koning had voor zijn bedstee een eigen plaatsje die werd afgedekt met een paar plankjes.

De tweede ruimte was een grote kale ruimte met losse planken waar de bijvrouwen van de koning leefden. De losse planken werden opzij geschoven als de behoefte gedaan moest worden. Een koning kon wel twintig bijvrouwen hebben. Ze werden ontvangen in de koninklijke bedstee. Het hele huis is nog in zijn oorspronkelijke staat. Als er een karbouw geslacht was tijdens een ceremonie dan werd het vlees in de woning gerookt. De rook trok door het hoge dak naar buiten via kiertjes en gaatjes, er was geen schoorsteen. Dit had tot doel dat de rook ervoor zorgde dat er geen ongedierte boven in het hoge dak leefde. Binnenin de woning zien we ook veertien karbouw horens. Als er een koning stierf dan werd er een karbouw geslacht. De hoorns symboliseerde de regeringsperiode van een koning. Er hadden dus veertien koningen in deze woning geleefd alvorens men tot het christendom bekeerd werd.

Weer buiten aangekomen lopen we naar een gebouw die ook als rechtbank dienst deed. Hij verteld dat als een gevangene schuldig werd bevonden en de doodstraf verdiende deze naar een soort van kooi gebracht werd die verderop staat. In deze kooi zat een tijger. De kooi was niet groter dan de tijger zelf. De terdoodveroordeelde werd in dit kleine hokje geduwd en verorberd door de tijger. Naher vertelt op een smakelijke manier hoe wreed het er vroeger aan toe ging.

We reizen verder en komen aan bij een klein haventje waar onze veerboot ligt te wachten om ons naar het eiland Samosir te varen. Het is een prachtige vaart door het Tobameer en een schitterende flora en fauna. Onderweg passeren we vele eenvoudige dorpjes.

Er worden kaartjes gekocht en wij lopen richting veerboot. Het is mooi gezicht om vanaf de boot te zien hoe op de Indonesië manier de auto’s achteruit rijdend op de boot gedirigeerd worden. Met slechts centimeters tussenruimte krijgen alle auto’s, bussen en vrachtwagens een plaatsje op de boot. Jongetjes zwemmen fanatiek met de boot mee en duiken het geld, dat door de opvarenden in het water wordt gegooid, op. Omdat ze alleen een zwembroekje aan hebben en sommigen zelfs in hun blote kont zwemmen, proppen ze het geld als hamsters in hun wang….

Na een korte reis op Samosir eiland komen we aan bij onze accommodatie in het dorpje Tuk Tuk. We verblijven in Toledo Inn. Een hotel met uitzicht over het Tobameer. Onze kamers liggen aan een gallerij met een zitje. Prachtig. Onze koffers worden gedragen, dit keer ook door een jonge vrouw, naar ons verblijf. Johnson is ons persoonlijk aanspreekpunt en degene die onze kamers onderhoudt. Het ziet er keurig verzorgd uit.

Danny, Patty en Erik trekken hun zwemkleding aan en nemen een heerlijk verkoelende duik in het Tobameer. Het meer, dat door de Bataks als heilig wordt beschouwd, is met zijn oppervlakte van 1700 km2 het grootste van Zuidoost-Azïe en één van de hoogstgelegen (818 m) en diepste meren (450 m) ter wereld. Het meer is ontstaan door een gigantische prehistorische vulkanische eruptie. De Nederlandse taalkundige H.N. van der Tuuk was de eerste Europeaan die tot het Tobameer doordrong. Hij bereikte het heilige meer van de Bataks in 1853.

Kortom een prachtig hotel op een schitterende lokatie.

Van Bukit Lawang naar Brastagi

We vertrekken ’s morgens vroeg vanuit ons mooie verblijf in Bukit Lawang naar Brastagi. We zijn vroeg opgestaan om al onze spullen weer netjes op te bergen. De koffers moeten om acht uur klaar staan om weer door de dragers over de wiebelige hangbrug naar het busje gebracht te worden. Ik moet er niet aan denken om met een koffer op de schouders over deze brug te moeten lopen. Met onze rug- en weekendtassen is het al een belevenis op zich. Je moet zorgen dat je in cadans op de brug loopt anders gaat deze vervaarlijk wiebelen van links naar rechts. Een staaldraad op heuphoogte wordt dan ook regelmatig vastgepakt door ons.

Pam heeft in alle vroegte een enorme spin in ons verblijf ontdekt. Gelukkig ziet ze de spin niet ‘s avonds voor het slapen gaan (als deze er al gezeten heeft) want anders had ze geen oog dicht gedaan. De spin loopt snel over het plafond heen en weer. Op een witte ondergrond van de muren is de spin inktzwart. Maar als hij zich over het plafond van bamboematten verplaatst veranderd hij van kleur. De spin is dan moeilijk te ontdekken, behalve als hij loopt. Dan zie je de grote poten bewegen. Uiteraard lijkt het lievelingsplekje van de spin precies boven Pam d’r geopende koffer en dan weer haar tas. Gruwelen dus. Als ik met inpakken gereed ben dan is het mijn taak om veelvuldig Pam der koffer te verplaatsen zodat hij er niet per ongeluk in kan vallen en de spin te blijven volgen. Het leek wel of de spin een voorkeur voor de koffer had, telkens verplaatste hij zich in de richting de koffer. Af en toe was ik de spin weer kwijt wat consternatie teweeg bracht. Hij was toch niet in een van onze koffers of tassen terecht gekomen? Gelukkig zagen we hem dan weer lopen op het plafond. Toen we weggingen zat de spin op de douchedeur. Brrrrr, wat was hij groot, gelukkig waren we gereed.

Onderweg doen we een zeer eenvoudig dorpje aan. Het is een specifiek Karo-Batakdorpje en heet Peceren. Hier wonen de mensen in een voor ons zeer primitieve habitat. Overal hangt er een doordringende geur van leven in zijn eenvoudigste vorm. De huizen zijn zeer eenvoudig gemaakt van tropisch hardhout en hebben een vale kleur (zoals hardhouten schuttingen in Nederland na een aantal jaar). Soms zijn de daken gemaakt van verzinkte golfplaten (die snel een bruine kleur krijgen van de oxidatie) maar meestal zijn ze gemaakt van palmbladeren. Palmbladeren gaan ongeveer vijf jaar mee en moeten dan vernieuwd worden. Een ander groot nadeel is het brandgevaar van deze daken, net zoals onze rietdaken in Nederland.

De vrouwen, jong en oud, lopen met manden op hun hoofd waarin van alles en nog wat zit. Men leeft daar van de eigen landbouw. Koffiebonen, cacao en eigen levensbehoeftes worden er verbouwd. Danny probeert een plaatje te schieten van een vrouw. Zijn vraag of hij een foto mag nemen wordt met een zeer boze blik nietig verklaard. Dan maar stiekem een foto nemen van achteren denkt Danny en zo gezegd zo gedaan. De vrouwen regelen het welzijn in dit dorpje. Bij het verlaten moeten we dus ook aan een vrouw voor de gastvrijheid betalen. De vrouw heeft een tussen haar voortanden een groot zwart rottend gat zitten. Naher vertelt dat ze geen pijn voelen omdat ze op een bepaald soort bladeren kauwen die de pijn verdoofd. Je ziet ook overal in het dorp rode vlekken op de grond liggen, als een opgedroogd plasje bloed, en sputum liggen. Vaak zijn de vrouwen ook rood rond de mond. Wat de mannen er tegen doen?

We komen aan in het hooggelegen Brastagi dat een koel klimaat kent. Hierom was het vroeger bij de Nederlanders een geliefd vakantieoord. Voordat we naar ons viersterren hotel gebracht worden bezoeken we eerst nog de plaatselijke markt. Brastagi is onder andere bekend vanwege de fruitmarkt. Deze bekendheid heeft er helaas voor gezorgd dat dor het grote aantal toeristen de prijzen van fruit dusdanig zijn gestegen dat de lokale bevolking er vrijwel geen inkopen meer doen. Naher laat ons de grote diversiteit aan groenten en fruit zien. We eten een vrucht dat iets wegheeft van een appel en een papaja. Het heeft een fris zure smaak en Naher besluit om er een paar voor ons te kopen nadat hij gevraagd heeft of we het lekker vonden. We lopen verder en komen bij wat snuisterij kraampjes. Naher wil dat we verder gaan, maar tegen zoveel snuisterij winkeltjes is dat tegen dovemans oren gezegd. We krijgen een half uurtje. Patty ontwikkelt hier haar afdingtactiek samen met Danny.

Na een goed half uur komen we weer bij de bus aan die ons naar het hotel brengt. Het is een luxueus hotel. Alles is tot in de puntjes verzorgt, maar gezelligheid is er ver te zoeken. We willen graag een “warme” douche nemen. Naher moest aan de receptie vragen om de warmwatervoorziening bij te zetten. Na een heerlijke douche zijn we ’s avonds met Naher en Ucok onze chauffeur naar een lokaal restaurant gereden. Bij binnenkomst vroegen we ons af of we hier goed aan gedaan hadden. De entourage deed het ergste vermoeden. Maar nadat de maaltijd geserveerd was knikten we allen in overeenstemming dat het een goede keuze geweest was. Naher kwam op een gegeven moment Erik halen. Meisje, problem zei hij…..kom. Erik ging weifelend met hem mee. Na een klein kwartiertje kwam hij terug. Naast het hotel zat een soort verpleegster post. Het meisje had ons de bus uit zien komen en wilde graag met een Nederlandse jongen praten.

Voldaan gingen we rond 20.00 terug naar het hotel om van een heerlijke nachtrust te genieten nadat we eerst nog even in de Lobby hebben geprobeerd te internetten. Dit lukte maar deels. De verbinding viel vaak weg en als er verbinding was dat was deze zeer traag. Erik lukte het nog om wat foto’s op Facebook te zetten.