Van Brastagi naar Samosireiland
Vandaag vertrekken om 08.30 met het busje van Brastagi naar Samosireiland. Na ongeveer anderhalf uur rijden stoppen we bij de Si Piso Piso waterval. Vanaf de plek waar de bus geparkeerd staat hebben we een mooi uitzicht op het dal. De Sipisopiso waterval zien we vanaf grote hoogte naar beneden kletteren. Erik en Pam besluiten om te gaan afdalen via een trap die naar beneden voert. Het is een lange afdaling van ruim 1 kilometer. Het uitzicht op de Si Piso Piso waterval is daar schitterend. Na wat foto’s genomen te hebben vangen de twee aan met de lange klimtocht van ruim 1 kilometer terug naar boven. Pfff, bravo in deze hitte en hoogte.
Danny, Patty en Tjeerd hebben vanaf boven de omgeving aanschouwd. In de verte zien we het immens grote Tobameer liggen. Boven het meer is het wat heiig. Er staan wat winkeltjes rondom de toeristische plaats waar we souvenirtjes kunnen kopen. Bij het toilet zie ik een emmer staan waarin geld gedoneerd moet worden als je gebruik maakt van het toilet. Het is een echt Indonesisch toilet, wel met een toiletpot, maar met een waterbak ernaast om te spoelen. Alles is nat, maar het is er relatief schoon. In de emmer met geld ligt een 1000 Rp biljet die er als nieuw uitziet. Dit kom je niet gauw tegen zo’n mooi als bijna gestreken en ongehavend biljet. Ik besluit om een 2000 Rp (15 cent)in de emmer te gooien en het 1000 Rp biljet mee te nemen. De reden is dat Patty dit biljet graag wil hebben voor haar zoon omdat Patimura erop afgebeeld staat. Patimura is een begrip in Indonesië, vooral in de Molukken. De naam Matulessy is hierin direct verweven.
Het is alweer even voor half elf, onze gids wil weer aanstalten maken om verder te reizen. We moeten de veerboot halen die ons naar het eiland in het Tobameer zal brengen. Pam en Erik zijn nog niet terug. We kijken met zijn allen in de diepte maar zien nog geen teken van leven van ze. Of ja toch, daar beneden zien we langzaam omhoog klimmen. Een kwartiertje later arriveren de twee bij de bus, voldaan van de voetreis die ze gemaakt hadden.
Het tweede punt waar we stopten was bij het 200 jaar oude dorp Pematang Purba. We bezoeken het met prachtig houtsnijwerk versierde Simalungun koningshuis waar vroeger koningen woonden met hun gevolg en onderdanen. In het 'Rumah Bolon (Goot huis), een typische Batak woning, wil Naher laten zien hoe ze vroeger leefden. We moeten een relatief steile trap beklimmen om de woning te betreden. In het midden hangt een liaan die als trapleuning fungeert. De liaan hang los, Naher pakt deze beet en vertelt dat hij herinneringen aan de liaan heeft. Toen hij als kleine jongen kattenkwaad uithaalde moest hij bij oma komen. Oma stond hoog in de rangorde van de familie. Oma genoot dan ook veel respect. Als oma vroeg “Ben jij bij de rivier geweest jongen?” en de jongen dan zei “Nee oma….” dan riep ze “Voet!”. Naher als jongentje deed dan voor hoe hij ze voet omhoog bracht waarop oma hem met een harde pets met een liaan op zijn wreef sloeg. Auw!
We zijn binnen in het huis op palen. Het is een grote ruimte verdeelt in twee stukken. In de eerste ruimte staat een afzonderlijke ruimte die afgesloten kan worden met een kleine deur. Dit was de koninklijke bedstee. Naast de bedstee was de kookgelegenheid en slaapplaats van zijn eerste vrouw. De slaapplaats was open en bloot en afgeschermd door de kookgelegenheid. De kookgelegenheid bestond uit een soort bak van ongeveer twee meter lang en een halve meter diep. Daar bovenop lag een rooster waar de grote potten en pannen op stonden. Afval en menselijke behoeftes werden door de vloer naar beneden gegooid waar de varkens de resten opaten. De koning had voor zijn bedstee een eigen plaatsje die werd afgedekt met een paar plankjes.
De tweede ruimte was een grote kale ruimte met losse planken waar de bijvrouwen van de koning leefden. De losse planken werden opzij geschoven als de behoefte gedaan moest worden. Een koning kon wel twintig bijvrouwen hebben. Ze werden ontvangen in de koninklijke bedstee. Het hele huis is nog in zijn oorspronkelijke staat. Als er een karbouw geslacht was tijdens een ceremonie dan werd het vlees in de woning gerookt. De rook trok door het hoge dak naar buiten via kiertjes en gaatjes, er was geen schoorsteen. Dit had tot doel dat de rook ervoor zorgde dat er geen ongedierte boven in het hoge dak leefde. Binnenin de woning zien we ook veertien karbouw horens. Als er een koning stierf dan werd er een karbouw geslacht. De hoorns symboliseerde de regeringsperiode van een koning. Er hadden dus veertien koningen in deze woning geleefd alvorens men tot het christendom bekeerd werd.
Weer buiten aangekomen lopen we naar een gebouw die ook als rechtbank dienst deed. Hij verteld dat als een gevangene schuldig werd bevonden en de doodstraf verdiende deze naar een soort van kooi gebracht werd die verderop staat. In deze kooi zat een tijger. De kooi was niet groter dan de tijger zelf. De terdoodveroordeelde werd in dit kleine hokje geduwd en verorberd door de tijger. Naher vertelt op een smakelijke manier hoe wreed het er vroeger aan toe ging.
We reizen verder en komen aan bij een klein haventje waar onze veerboot ligt te wachten om ons naar het eiland Samosir te varen. Het is een prachtige vaart door het Tobameer en een schitterende flora en fauna. Onderweg passeren we vele eenvoudige dorpjes.
Er worden kaartjes gekocht en wij lopen richting veerboot. Het is mooi gezicht om vanaf de boot te zien hoe op de Indonesië manier de auto’s achteruit rijdend op de boot gedirigeerd worden. Met slechts centimeters tussenruimte krijgen alle auto’s, bussen en vrachtwagens een plaatsje op de boot. Jongetjes zwemmen fanatiek met de boot mee en duiken het geld, dat door de opvarenden in het water wordt gegooid, op. Omdat ze alleen een zwembroekje aan hebben en sommigen zelfs in hun blote kont zwemmen, proppen ze het geld als hamsters in hun wang….
Na een korte reis op Samosir eiland komen we aan bij onze accommodatie in het dorpje Tuk Tuk. We verblijven in Toledo Inn. Een hotel met uitzicht over het Tobameer. Onze kamers liggen aan een gallerij met een zitje. Prachtig. Onze koffers worden gedragen, dit keer ook door een jonge vrouw, naar ons verblijf. Johnson is ons persoonlijk aanspreekpunt en degene die onze kamers onderhoudt. Het ziet er keurig verzorgd uit.
Danny, Patty en Erik trekken hun zwemkleding aan en nemen een heerlijk verkoelende duik in het Tobameer. Het meer, dat door de Bataks als heilig wordt beschouwd, is met zijn oppervlakte van 1700 km2 het grootste van Zuidoost-AzĂŻe en Ă©Ă©n van de hoogstgelegen (818 m) en diepste meren (450 m) ter wereld. Het meer is ontstaan door een gigantische prehistorische vulkanische eruptie. De Nederlandse taalkundige H.N. van der Tuuk was de eerste Europeaan die tot het Tobameer doordrong. Hij bereikte het heilige meer van de Bataks in 1853.
Kortom een prachtig hotel op een schitterende lokatie.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}